Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: Schorpioen
 
1. schorpioen
  • schor·pi·oen
  • In de betekenis van ‘spinachtige met scharen en gifstekel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1287.[1]
  • Middelnederlands sc(h)orpioen, leenwoord uit Oudfrans (e)scorpion.[2]
enkelvoud meervoud
naamwoord schorpioen schorpioenen
verkleinwoord schorpioentje schorpioentjes

de schorpioenm

  1. (spinachtigen) benaming voor nachtactieve, levendbarende, spinachtige landdieren uit de orde Scorpiones  , van subtropische en tropische gebieden, met scharen en een gifstekel aan het einde van een langwerpige gesegmenteerde staart
99 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[3]