• schor·pi·oen·vlieg
enkelvoud meervoud
naamwoord schorpioenvlieg schorpioenvliegen
verkleinwoord - -

de schorpioenvliegv / m

  1. (dierkunde) benaming voor insecten uit de orde Mecoptera  , waarbij de mond in een uitsteeksel aan de kop zit
     Zoals wel meer het geval is in de biologie, is de naam van de sneeuwvlo slecht gekozen: het diertje is namelijk geen vlo maar een schorpioenvlieg.[2]
    1. (pregnant) benaming voor insecten uit de familie Panorpidae  
       Andere insecten blijven plakken aan spinrag, maar de schorpioenvlieg niet.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Dirk Draulans
    “Beestenboel: sneeuwvlooien planten zich enkel in winter voort” (9 januari 2018) op knack.be
  3.   Weblink bron
    Aglaia Bouma
    “De schorpioenvliegvrouw wil altijd meer” (7 mei 2022) op nrc.nl