remise voor treinen
  • re·mi·se
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘stalling voor voertuig’ voor het eerst aangetroffen in 1771. De specifieke betekenis "gelijkspel" is een verkorting van het Franse partie remise. [1] [2][3]
enkelvoud meervoud
naamwoord remise remises
verkleinwoord

de remisev

  1. (spel) bij spelen zoals dammen en schaken: een onbeslist einde van de partij
    • De twee schakers kwamen na 4 uur schaken remise overeen.  
  2. (transport) bergplaats voor openbare voertuigen zoals trams
    • De trams reden iedere avond terug naar de remise.  
  3. (financieel) overboeking, overmaking
  4. uitstel
  5. (bouwkunde) versterkte bergruimte in een vestingwerk
  6. koetshuis
  7. (jachttaal) bosje kreupelhout
  8. (sport) houw of steek die bij het schermen onmiddellijk volgt op een aanvallende houw of steek
96 % van de Nederlanders;
88 % van de Vlamingen.[4]


enkelvoud meervoud
zonder lidwoord met lidwoord zonder lidwoord met lidwoord
  remise     la remise     remises     les remises  

remise v

  1. herplaatsing
  2. herstel
  3. afgifte, indiening, overhandiging, overlegging
  4. opschorting, uitstel
  5. bergplaats, opslagplaats, schuur
  6. (transport) remise [2]
  7. (financieel) remise [3]
  8. (handel) kwijtschelding, teruggave, vermindering
  9. (jachttaal) remise [7]

remise

  1. vrouwelijk enkelvoud voltooid deelwoord (participe passé) van remettre