Nederlands

Uitspraak

(klemtoonhomogram)

Woordafbreking
  • over·leg·ging
Woordherkomst en -opbouw
[A], [B] enkelvoud meervoud
naamwoord overlegging overleggingen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

[A] de óverleggingv

  1. onderdeel van een administratief proces waarbij een bepaald document wordt overhandigd of getoond
     De VVD-politica gebruikte de onjuiste taxaties vervolgens in een procedure bij de rechtbank. Volgens het tuchtcollege is er sprake van frauduleus handelen. "Door overlegging van een onjuiste taxatie in een gerechtelijke procedure is de rechter valselijk voorgelicht", concludeert het tuchtcollege.[3]
     Huwelijk tussen personen die lijden aan geslachtsziekte, zwakzinnigheid, epilepsie of "genetische gebreken" (zie sterilisatiewet 1933) kunnen [sic!] slechts na overlegging van een sterilisatiebewijs toegestaan worden.[4]

Zelfstandig naamwoord

[B] de overléggingv

  1. afweging van verschillende feiten en meningen gericht op latere handelingen of standpunten
     Lange perceptieve continua komen voor bij een redelijke overlegging, mening of wens. De spreker toont hiermee zekerheid, kalmte en beheersing.[5]
Synoniemen

Gangbaarheid

Verwijzingen

  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. overlegging op website: Etymologiebank.nl
  3.   Weblink bron
    Robert Bas
    “Makelaar bestraft in burgemeestersaffaire” (Dinsdag 17 januari 2012, 11:00), NOS
  4. Vaderland”   (2012), Cargo, ISBN 9789023472483
  5.   Weblink bron
    Arjan van Leuvensteijn & Evert Wattel
    Stijlvolle moorden in Costers Polyxena : Stilistische functies van clauslengte, perceptief continuüm en enjambement in: Tijdschrift voor Nederlandse Taal- en Letterkunde., jrg. 124 nr. 2 (voorjaar 2008), Maatschappij der Nederlandse Letterkunde, Leiden, p. 122 op Digitale Bibliotheek voor de Nederlandse Letteren