misère
- mi·sè·re
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘ellende’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1817 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | misère | misères |
verkleinwoord |
- armoedige, ellendige toestand
- De deskundige hoopt dat de grootste misère voorbij is.
- Ook hij ondervindt de economische misère aan den lijve.
- De trainer verloste de speler uit zijn misère door hem te wisselen.
- Het woord misère staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "misère" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
72 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ "misère" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be