• rek·ken
  • In de betekenis van ‘strekken’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [werkwoord] van Middelnederlands recken [2]
  • [zelfstandig naamwoord 1] rek met uitgang -en
  • [zelfstandig naamwoord 2] rekke met uitgang -en
stamtijd
onbepaalde
wijs
verleden
tijd
voltooid
deelwoord
rekken
rekte
gerekt
zwak -t volledig

rekken [3] [4] [5]

  1. onovergankelijk door trekken of spannen langer of wijder worden
  2. overgankelijk door trekken of spannen langer of wijder maken

de rekkenmv

  1. meervoud van het zelfstandig naamwoord rek
  2. meervoud van het zelfstandig naamwoord rekke
100 % van de Nederlanders;
100 % van de Vlamingen.[6]


  • rek·ken
Naar frequentie 13413

rekken

  1. nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van rekke