rekken
- rek·ken
- In de betekenis van ‘strekken’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- [werkwoord] van Middelnederlands recken [2]
- [zelfstandig naamwoord 1] rek met uitgang -en
- [zelfstandig naamwoord 2] rekke met uitgang -en
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
rekken |
rekte |
gerekt |
zwak -t | volledig |
- onovergankelijk door trekken of spannen langer of wijder worden
- overgankelijk door trekken of spannen langer of wijder maken
- ophouden, strekken, uitbreiden, uitleggen, uitsteken, uitstrekken, verlengen
- langer maken, vergroten, wijder maken
1.
de rekken mv
- Het woord rekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "rekken" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[6] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "rekken" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ rekken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- rek·ken
Naar frequentie | 13413 |
---|
rekken
- nominatief bepaald mannelijk enkelvoud van rekke