[2] rekoefening
  • rek·oe·fe·ning
enkelvoud meervoud
naamwoord rekoefening rekoefeningen
verkleinwoord

de rekoefeningv [1]

  1. (sport) (medisch) oefening waarbij met de gewrichten en de spieren oprekt met als doel ze soepeler en leniger te maken; oefening die men gebruikt bij de warming-up
  2. (sport) turnoefening aan de rekstok
     Uchimura kende in de kwalificatie een mislukte rekoefening. En juist dat onderdeel moest woensdag de beslissing brengen. Kort daarvoor had Vernjajev door een sublieme oefening op brug het verschil na vijf onderdelen op net iets minder dan een punt (0,901) gebracht.[2]
     Dalalojan kreeg 14,166 punten voor zijn rekoefening. Haalbaar voor de Chinees, die in de kwalificaties nog 14,433 had geturnd en zaterdag een van de tegenstanders is van Epke Zonderland in de toestelfinale.[3]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron “Deurloo vijftiende in meerkampfinale, goud voor Uchimura” (woensdag 10 augustus 2016, 23:50), NOS
  3.   Weblink bron “Dalalojan grijpt op unieke wijze verrassend WK-goud op meerkamp” (woensdag 31 oktober 2018, 16:52), NOS