oprekken
- op·rek·ken
oprekken
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
oprekken |
rekte op |
opgerekt |
zwak -t | volledig |
- iets door rekken groter maken of uitbreiden met name ook figuurlijk
- „Het maximum aantal vliegbewegingen op Schiphol is een politieke afspraak en heeft niets met de werkelijke situatie te maken. Wij verwachten dat de luchthaven dit zal oprekken naar 550.000 bewegingen”, zegt O’Leary.[2]
- De bank zal niet terugkeren in de volledige markt van zakelijke kredietverleningen, benadrukt de zegsman: „Maar het ligt in de lijn der verwachting dat wij na deze test doorgaan met kredietverlening aan het kleinbedrijf, waarbij wij het bedrag mogelijk oprekken. De €250.000 die MKB-Nederland noemt, is geen gekke suggestie.”[3]
- Het woord oprekken staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "oprekken" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
73 % | van de Vlamingen.[4] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ oprekken op website: Etymologiebank.nl
- ↑ de Telegraaf YTEKE DE JONG 06 mrt. 2018 ’Open Lelystad Airport zo snel mogelijk’
- ↑ de Telegraaf RUBEN EG 14 feb. 2018 Moeder SNS Bank denkt aan terugkeer in mkb-kredieten
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be