regenboog
- re·gen·boog
- In de betekenis van ‘boog aan de hemel’ voor het eerst aangetroffen in 1285 [1]
- samenstelling van regen en boog
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | regenboog | regenbogen |
verkleinwoord | regenboogje | regenboogjes |
de regenboog m
- een natuurfenomeen dat na regen als een verschijnende veelkleurige boog te zien is
- Het uitzicht over het diepe dal was des te indrukwekkender omdat er een prachtige regenboog verscheen.
-
Deel van een regenboog.
-
Een winterse regenboog nabij Cogenhoe, Northamptonshire
-
Een regenboog boven Spiekeroog
|
1. een natuurfenomeen dat na regen als een verschijnende veelkleurige boog te zien is
- Het woord regenboog staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "regenboog" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "regenboog" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be