principe
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- prin·ci·pe
Woordherkomst en -opbouw
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘beginsel’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1830 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | principe | principes |
verkleinwoord | principetje | principetjes |
Zelfstandig naamwoord
het principe o
- een grondoorzaak, werkend beginsel
- Dat is het principe.
- een grondbeginsel, grondstelling
- In principe zou dat moeten kunnen...
- een stelregel
- Uit principe doe ik dat niet.
Hyponiemen
|
Afgeleide begrippen
|
Vertalingen
Gangbaarheid
- Het woord principe staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "principe" herkend door:
98 % | van de Nederlanders; |
99 % | van de Vlamingen.[2] |
Meer informatie
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
Verwijzingen
- ↑ "principe" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
Italiaans
Uitspraak
Woordafbreking
- prin·ci·pe
Zelfstandig naamwoord
enkelvoud | meervoud |
---|---|
principe | principi |
principe m
Verwante begrippen
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
mannelijk | principe | principi |
vrouwelijk | principe | principi |
Bijvoeglijk naamwoord
principe m
Tsjechisch
Uitspraak
- IPA: /prɪntsɪpɛ/
Zelfstandig naamwoord
principe