• grond·stel·ling
enkelvoud meervoud
naamwoord grondstelling grondstellingen
verkleinwoord

de grondstellingv

  1. een stelling van waaruit men verder redeneert
     Een voorname schrijver had heel weinig lezers, dat was een grondstelling.[2]


  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)
    “Het einde van het verhaal” (2020), Uitgeverij Prometheus  , ISBN 9789044645521