Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • axi·o·ma
Woordherkomst en -opbouw
  • Leenwoord uit het Latijn, in de betekenis van ‘onbewezen maar als grondslag aanvaarde stelling’ voor het eerst aangetroffen in 1654 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord axioma axioma's
axiomata
verkleinwoord axiomaatje axiomaatjes

Zelfstandig naamwoord

het axiomao

  1. (wiskunde) een basisbegrip dat zonder bewijs aangenomen moet worden
Synoniemen
Hyponiemen
Afgeleide begrippen
Verwante begrippen
Vertalingen

Gangbaarheid

68 % van de Nederlanders;
87 % van de Vlamingen.[3]

Meer informatie

Verwijzingen


Spaans

Uitspraak
Woordafbreking
  • a·xio·ma
enkelvoud meervoud
axioma axiomas

Zelfstandig naamwoord

axioma m

  1. (wiskunde) axioma

Verwijzingen


Tsjechisch

Zelfstandig naamwoord

axioma o

  1. (wiskunde) axioma
Schrijfwijzen
Synoniemen
Afgeleide begrippen