• prin·cip

princip monbezield

  1. principe; een stelregel
    «Z principu nechodí nakupovat do supermarketů.»
    Uit principe doet hij geen boodschappen in supermarkten.
  2. principe; een grondoorzaak, werkend beginsel
    «Je třeba mít na paměti princip akce a reakce.»
    Het is nodig om het principe van actie en reactie in gedachten te hebben.
  1. zásada v, zákonitost v
  2. podstata v