peterprincipe
- pe·ter·prin·ci·pe
- samenstelling van Peter en principe [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | peterprincipe | peterprincipes |
verkleinwoord | peterprincipetje | peterprincipetjes |
het peterprincipe o
- beginsel dat stelt dat elke werknemer in een hiërarchie stijgt tot diens onbekwaamheid
- Het woord 'peterprincipe' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.