peil
- peil
- In de betekenis van ‘watermerk’ voor het eerst aangetroffen in 1476 [1]
- Door palatalisering van de -g- ontstond -ei-, met het achtervoegsel -el [2]
|
|
|
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | peil | peilen |
verkleinwoord | - | - |
het peil o
- (waterbeheer) niveau of stand van bijvoorbeeld water
- Dit is 2 meter boven Normaal Amsterdams Peil.
- (sociologie) overdrachtelijk intellectueel of moreel niveau
- Dat is werkelijk beneden alle peil!
- Dit is een nevenvorm van pegel (met de normale reductie van -ege- tot -ei-).
- Iets op peil houden
zorgen dat iets in voldoende hoeveelheid aanwezig blijft
- daar valt geen peil op te trekken
dat is volkomen chaotisch
- • ‘Je verhaal gaat alle kanten op, er is geen peil op te trekken waar je nu weer mee komt.’ Ik koos ervoor om dit als een compliment op te vatten. [4]
1. niveau of stand van bijvoorbeeld water
vervoeging van |
---|
peilen |
peil
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peilen
- Ik peil.
- gebiedende wijs van peilen
- Peil!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van peilen
- Peil je?
- Het woord peil staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "peil" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "peil" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ 2,0 2,1 peil op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors: Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada, 2018
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be