overhoop
- over·hoop
- In de betekenis van ‘op een hoop, dooreen’ voor het eerst aangetroffen in 1350 [1]
- samenstelling van over en hoop [2]
overhoop
- in een wanordelijke staat
- We hebben het hele huis overhoop gehaald maar een testament is niet gevonden.
- in staat van sterke onderlinge verdeeldheid en/of ruzie
- Die partijen liggen altijd met elkaar overhoop.
- [1] chaotisch, door elkaar, rommelig, wanordelijk
- [2] gebrouilleerd
- [1] ordelijk, opgeruimd, overzichtelijk
- [2] eensgezind, unaniem
- [2] in onvrede, in onmin, vete
- overhoopgooien, overhoophalen, overhoopliggen, overhooplopen, overhoopraken, overhoopschieten, overhoopsmijten, overhoopsteken
- overhoop halen
alles van z'n plaats halen iets te zoeken
1. wanorde
2. ruzie
- Het woord overhoop staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "overhoop" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
96 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "overhoop" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ overhoop op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be