overhoopgooien
- over·hoop·gooi·en
- samenstelling van overhoop en gooien
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overhoopgooien |
gooide overhoop |
overhoopgegooid |
zwak -d | volledig |
overhoopgooien
- overgankelijk op heftige wijze voorwerpen door elkaar smijten
- Zij gooide al haar spullen overhoop en ging op de bank zitten janken.
1. op heftige wijze voorwerpen door elkaar smijten
- Het woord overhoopgooien staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.