overhooplopen
- over·hoop·lo·pen
- samenstelling van overhoop en lopen
stamtijd | ||
---|---|---|
onbepaalde wijs |
verleden tijd |
voltooid deelwoord |
overhooplopen |
liep overhoop |
overhoopgelopen |
klasse 7 | volledig |
overhooplopen
- overgankelijk op heftige wijze tegen iemand opbotsen
- Hij beende kwaad weg en liep iedereen die hij tegenkwam overhoop.
1. op heftige wijze tegen iemand opbotsen
- Het woord 'overhooplopen' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.