• cha·o·tisch
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen chaotisch chaotischer
verbogen chaotische chaotischere
partitief chaotisch chaotischers -

chaotisch

  1. compleet verward
     Nadat ze thuis het besluit hadden genomen om naar Hotel Luxor terug te keren, was het plannen smeden begonnen. Een bezigheid die de eerste dag nogal chaotisch verliep.[2]
99 % van de Nederlanders;
97 % van de Vlamingen.[3]