ongeregeld
- Geluid: ongeregeld (hulp, bestand)
- on·ge·re·geld
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | ongeregeld | ongeregelder | ongeregeldst |
verbogen | ongeregelde | ongeregeldere | ongeregeldste |
partitief | ongeregelds | ongeregelders | - |
ongeregeld [1]
- zonder planning of organisatie
- Ik sport weleens maar op een ongeregelde manier.
- zonder orde of regelmaat
- Volgens mijn vrouw is het in ons huis vaak een ongeregelde bende.
- [1] spontaan, incidenteel
- [2] chaotisch, slordig, wild, onoverzichtelijk, wanordelijk, ordeloos
- Het woord ongeregeld staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ongeregeld" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[2] |
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be