incidenteel
- Geluid: incidenteel (hulp, bestand)
- IPA: /ˌɪnsidɛnˈtɪːɫ/
- in·ci·den·teel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘bijkomstig’ voor het eerst aangetroffen in 1840 [1]
- afgeleid van incident met het achtervoegsel -eel [2]
stellend | vergrotend | overtreffend | |
---|---|---|---|
onverbogen | incidenteel | incidenteler | incidenteelst |
verbogen | incidentele | incidentelere | incidenteelste |
partitief | incidenteels | incidentelers | - |
incidenteel
- niet stelselmatig voorkomend
- Dit is zeker incidenteel, dus we hoeven het niet zwaar te bestraffen.
1. niet stelselmatig voorkomend
- Het woord incidenteel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "incidenteel" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[3] |
- ↑ "incidenteel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ incidenteel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be