• oud·bak·ken
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen oudbakken oudbakkener oudbakkenst
verbogen oudbakkenste
partitief oudbakkens oudbakkeners -

oudbakken [2]

  1. (figuurlijk) niet meer nieuw, ouderwets
    • ‘Ik protesteer. Heftig zelfs. Ik wil mensen als Gabriel en Moscovici absoluut niet vergelijken met Dijsselbloem. Misschien doe ik Dijsselbloem onrecht aan: ik heb hem nooit ontmoet, ik acht mij daar trouwens gelukkig mee. Maar als ik hem op tv bezig zie, denk ik: wat een collaborateur van het rechtse kapitalisme. Dat klinkt misschien een beetje oudbakken, maar meer kan ik van die jongen niet maken. Zo gelukkig dat hij de beste leerling in de klas van Wolfgang Schäuble is. Ik word mottig als ik hem bezig zie.’ [3] 
  2. (voeding) met name van brood: dat je het goed kunt eten maar dat het niet meer vers is
    • Droog, oudbakken brood smaakt als toast. 
    • Een verkooptruc is ook dat Broodje Totaal [4] door Bart Chabot niets anders blijkt te zijn dan een als nieuw gepresenteerde herdruk van het in 2011 verschenen Up On The Hilton Roof, dat weer een compilatie was van zijn vierdelige Broodbiografie. Hoe vaak kun je oudbakken brood als vers verkopen? Of is het concurrentie met de biografie van Broods weduwe? Voor nieuwkomers in de Broodkunde: Chabots tragische komedie of hilarische tragedie leest nog steeds als een hogesnelheidstrein. [4] 
96 % van de Nederlanders;
94 % van de Vlamingen.[5]