Nederlands

 
[2] het nieuwbakken echtpaar
Uitspraak
Woordafbreking
  • nieuw·bak·ken
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen nieuwbakken nieuwbakkener nieuwbakkenst
verbogen nieuwbakkenste
partitief nieuwbakkens nieuwbakkeners -

Bijvoeglijk naamwoord

nieuwbakken [2]

  1. pas gebakken (met name van brood en beschuit)
  2. pas sinds kort een bepaalde eigenschap hebbende
    • De nieuwe Waalse regering kreeg vrijdagmiddag de steun van het Waals parlement. Nieuwbakken minister-president Willy Borsus (MR) legde later op de dag op het Kasteel van Laken de eed af. Dat deed ook zijn partijgenoot Denis Ducarme, die Borsus opvolgt in de federale regering. [3] 
    • In de categorie bizar valt het verhaal van Nederlander Taita Indiga. Dat is niet zijn echte naam, maar de naam die hij draagt sinds hij zich in Colombia tot sjamaan liet opleiden. Daarna verbrandde hij zijn paspoort. Dát, én een hotelschuld van 1000 euro, bracht hem in de problemen. Omdat Taita per se Taita genoemd wil worden, accepteerde hij ook geen nieuw paspoort. Nadat medewerkers van de ambassade op het inspraken en zijn familie bereid was geld te lenen, kon de nieuwbakken sjamaan terug naar Nederland. [4] 
Synoniemen
Antoniemen
Vertalingen

Gangbaarheid

93 % van de Nederlanders;
93 % van de Vlamingen.[5]

Verwijzingen

  1. nieuwbakken op website: Etymologiebank.nl
  2. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  3. de Standaard 28/07/2017
  4. Tubantia Victor Schildkamp 17-08-2017
  5.   Weblink bron Gearchiveerde versie “Word Prevalence Values” op ugent.be