• otec
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *otьcь

otec m

  1. (familie) vader; een mannelijke ouder
    «Bude môj partner dobrým otcom
    Zal mijn partner een goede vader zijn?
  2. (religie)(figuurlijk) vader; een christelijke priester
  3. (figuurlijk) vader; een eretitel voor een man
    «Otcami zjednotenej Európy sú Robert Schuman a Konrad Adenauer.»
    De vaders van een verenigd Europa zijn Robert Schuman en Konrad Adenauer.
  4. (figuurlijk) stamvader; de eerst in een rij van afstammelingen
  1. apa, ocko, otecko m, papa, tata mbezield, tatko, tato mbezield


  • otec
  • Afgeleid van het Proto-Slavische *otьcь

otec mbezield

  1. (familie) vader; een mannelijke ouder
    «Svého otce nikdy nepoznala.»
    Haar vader heeft ze noooit gekend.
  2. (religie)(figuurlijk) vader; een christelijke priester
    «Otče, zhřešil jsem.»
    Vader, ik heb gezondigd.
  3. (figuurlijk) vader; een eretitel voor een man
    «František Palacký je uznáván jako otec národa.»
    František Palacký word beschouwd als de vader van het volk.
  4. (figuurlijk) stamvader; de eerst in een rij van afstammelingen


  1. fotr mbezield, fotřík mbezield, papá mbezield, papínek mbezield, tata mbezield, táta mbezield, tati, tatíček mbezield, tatík mbezield, tatínek mbezield, taťka mbezield, taťulka mbezield
  2. duchovní mbezield, farář mbezield, kněz mbezield, kurát mbezield, padre mbezield, pastýř mbezield, páter mbezield, reverend mbezield, velebníček mbezield, velebný pán mbezield
  3. praotec mbezield, prapředek mbezield
  1. matka v
  2. matka v
  1. příbuzný mbezield, rodič mbezield
  2. duchovní mbezield
  • adoptivní otec mbezield – adoptievader
  • budoucí otec mbezield – aanstaande vader
  • duchovní otec mbezield — geestelijke vader