ooi
- ooi
- In de betekenis van ‘wijfjesschaap’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
- erfwoord: Middelnederlands ooie, ouwe (waaruit Limburgs ouw), ontwikkeled uit Oergermaans *awiz (genitief aujōs), bij Indo-Europees *h₂ówis ‘schaap’, waartoe ook Oudiers oí, Latijn ovis en Oudgrieks óïs, oĩs behoren. Evenals Zwitsers-Duits Aue, Fries ei en Engels ewe.
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | ooi | ooien |
verkleinwoord | ooitje | ooitjes |
de ooi v
- (dierkunde) wijfjesschaap, vrouwelijk schaap
1. vrouwelijk schaap
|
|
- Het woord ooi staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "ooi" herkend door:
93 % | van de Nederlanders; |
91 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "ooi" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be