• ta·cka

tacka g

  1. ooi
  enkelvoud meervoud
onbepaald bepaald onbepaald bepaald
nominatief   tacka     tackan     tackor     tackorna  
genitief   tackas     tackans     tackors     tackornas  
stamtijd
infinitief verleden
tijd
supinum
tacka
tackade
tackat
volledig

tacka

  1. danken