Andere schrijfwijzen Niet te verwarren met: NAP

Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nap
Woordherkomst en -opbouw
  • In de betekenis van ‘beker’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1100 [1] [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord nap nappen
verkleinwoord napje napjes

Zelfstandig naamwoord

de napm

  1. een houten kom
  2. een diepe schotel
Hyponiemen
Afgeleide begrippen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
72 % van de Vlamingen.[3]

Verwijzingen


Engels

Uitspraak
enkelvoud meervoud
nap naps

Zelfstandig naamwoord

nap

  1. dutje
vervoeging
onbepaalde wijs to  nap 
he/she/it  naps 
verleden tijd  napped 
voltooid
deelwoord
 napped 
onvoltooid
deelwoord
 napping 
gebiedende wijs  nap 

Werkwoord

nap

  1. een dutje doen


Hongaars

Uitspraak

Zelfstandig naamwoord

nap

  1. dag
  2. zon
  3. zonneschijn