Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • nap·vor·mig
Woordherkomst en -opbouw
stellend vergrotend overtreffend
onverbogen napvormig napvormiger napvormigst
verbogen napvormige napvormigere napvormigste
partitief napvormigs napvormigers -

Bijvoeglijk naamwoord

napvormig

  1. vorm van een nap hebbend
    • In het Noord-Brabants Museum kun je een napvormig bijpotje uit Westerhoven zien. 

Gangbaarheid