Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • drink·be·ker
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord drinkbeker drinkbekers
verkleinwoord drinkbekertje drinkbekertjes

Zelfstandig naamwoord

de drinkbekerv / m

  1. een beker waaruit gedronken kan worden
    • Hij wint hooguit een drinkbeker, de wereldbeker kan hij wel vergeten. 
Vertalingen

Meer informatie

Gangbaarheid