vleug
- vleug
- In de betekenis van ‘zweempje’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1785 [1]
- In de betekenis van ‘haarrichting’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1769 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | vleug | vleugen |
verkleinwoord | vleugje | vleugjes |
- een hoeveelheid gasvormige substantie die men ruikend waarneemt
- Snel een vleugje parfum en wat make-up en weg was ze.
- (figuurlijk) een zeer kleine hoeveelheid
- Toen de scholier een 4 voor zijn proefwerk haalde, was zijn laatste vleugje hoop om over te gaan naar het volgende jaar vervlogen.
- Het woord vleug staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "vleug" herkend door:
96 % | van de Nederlanders; |
85 % | van de Vlamingen.[2] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ 1,0 1,1 "vleug" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be