naast
- naast
naast
- onverbogen vorm van de overtreffende trap van na
stellend | |
---|---|
onverbogen | naast |
verbogen | naaste |
partitief | naasts |
naast [3]
- dichtstbijzijnd
- meest vertrouwd
- meest verwant
naast
- aan de zijkant van
- Op deze foto zie je hem naast zijn beste vriend staan.
- ▸ De jongen naast me deed zijn koplamp aan waardoor de in de muur gekraste namen zichtbaar werden: hier waren al eerder mensen gestrand.[4]
- Naast je schoenen lopen
veel te trots zijn op iets
1. aan de zijkant van
vnw. bijw. | ||
---|---|---|
voorzetselbijwoord | naast | |
persoonlijk | ernaast | |
aanwijz. | nabij | hiernaast |
veraf | daarnaast | |
vragend/betrekk. | waarnaast |
naast
- het doel missend
- Het schot ging helaas naast.
- prepositioneel deel van een voornaamwoordelijk bijwoord
- ernaast: Er stond een boompje naast.
vervoeging van |
---|
naasten |
naast
- Het woord naast staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "naast" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- ↑ "naast" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ naast op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be