• IPA: /ˈneːbm̩/, /ˈneːbn̩/
  • ne·ben

neben (+ accusatief of datief)

  1. (palindroom) naast
  • Het voorzetsel "neben" wordt met de accusatief gebruikt als het werkwoord een beweging uitdrukt terwijl het met de datief gebruikt wordt als het werkwoord een plaats aanduidt.