• li·nie
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘streep, lijn’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [1]
  • [2]
enkelvoud meervoud
naamwoord linie linies
verkleinwoord linietje linietjes

de liniev

  1. (militair) lineair stelsel van aaneengeschakelde en samenhangende verdedigingswerken
  2. opeenvolgende reeks van bloedverwantschappen
  3. over de hele linie: in het algemeen
     De gezondheidsdivisie Healthcare presteerde over de hele linie minder. De consumentendivisie (Consumer Lifestyle) deed het in het vierde kwartaal juist erg goed, net als de lichtdivisie (Lighting). De omzet in led-verlichting steeg met 20 procent.[3]
97 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[4]


  • li·nie
  • Afgeleid van het Latijnse linea

linie v

  1. lijn, streep; een bij benadering rechte verbinding tussen twee punten
    «Vyznačte na podlahu linii sledující šňůru.»
    Markeert u op de vloer de lijn die het snoer volgt.
  2. lijn; een denkbeeldige rechte streep in een bepaalde richting
  3. contour, silhouet; een lijn die de omtrek van een object, persoon, etc. kopieert
    «Štíhlá linie jde samozřejmě ruku v ruce s pravidelným pohybem, nikoliv však s drastickými dietami.»
    Een slanke silhouet gaat vanzelfsprekend hadn in hand met regelmatig bewegen, maar geenzins met drastisch diëten.
  4. lijn, richting, koers; richting van actie met een bepaalde intentie
    «Zastávají názor, že pouze naprosto jasná politická linie má naději na úspěch.»
    Zij zijn van mening, dat alleen een volkomen duidelijke politieke richting een kans maakt op succes.
  5. lijn, afstammingslijn; reeks individuen met ouderlijke relaties
  1. čára v, linka v, (spreektaal) lajna v
  2. kontura v, silueta v
  3. směr monbezield, postup monbezield
  • linie obrany v – verdedigingslinie
  • politická linie v – politieke richting
  • rodová linie v – afstammingslijn
  • stranická linie v – partijlijn
  • štíhlá linie v – slank silhouet