Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • leg·buis
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord legbuis legbuizen
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de legbuisv / m

  1. (zoötomie) hol orgaan waarmee een insect het ei ergens diep in kan aanbrengen
Synoniemen
Verwante begrippen
termen uit de entomologie:
Vertalingen

Gangbaarheid

73 % van de Nederlanders;
70 % van de Vlamingen.[2]

Meer informatie

Verwijzingen