Legboor van een Gasteruption assectator  
  • leg·boor
enkelvoud meervoud
naamwoord legboor legboren
verkleinwoord legboortje legboortjes

de legboorv / m

  1. (zoötomie) buisvormig orgaan aan het achterlijf van sommige vrouwelijke insecten, waarmee zij een gaatje boren om daarin hun eieren te leggen
termen uit de entomologie:
51 % van de Nederlanders;
47 % van de Vlamingen.[1]
  1.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be