epizoën
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- epi·zo·en
Woordherkomst en -opbouw
- alleen meervoud, gevormd uit Oudgrieks ἐπί (epí) "op"' en ζῷον (zóön) "dier", in de betekenis van ‘in of op de huid van dieren levende insecten’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1886 [1] [2] [3]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | - | epizoën |
verkleinwoord | - | - |
Zelfstandig naamwoord
de epizoën mv
- (dierkunde) insecten die op of in de huid van dieren leven
Verwante begrippen
termen uit de entomologie: