• la·ti·nis·me
enkelvoud meervoud
naamwoord latinisme latinismen
verkleinwoord

het latinismeo

  1. (taalkunde) (pejoratief) woord of uitdrukking overgenomen uit het Latijn of gevormd naar Latijns voorbeeld
     Maar hij heeft kennelijk ook geen bezwaar tegen modieuze latinismen als 'non-participatie', 'ametrisch' of 'inertie'.[2]
     Zo is een latinisme een nabootsing van een Latijnse constructie: Elk meent zijn uil een valk te zijn; ijs en weder dienende gaan we morgen schaatsen (accus. cum infinitivo; ablativus absolutus).[3]
[1] benamingen voor barbarismen in het Nederlands:
79 % van de Nederlanders;
81 % van de Vlamingen.[4]
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2.   Weblink bron
    Reinjan Mulder
    “Mijn geheugen is preuts; Weelderig debuut van Hafid Bouazza” (7 juni 1996) op nrc.nl  
  3.   Weblink bron
    H.M. Hermkens
    “Verzorgd Nederlands.”, 5e druk (1974), Malmberg, Den Bosch, ISBN 90 208 7902 2, p. 75
  4.   Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be