krijg
- krijg
- In de betekenis van ‘oorlog’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1265 [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | krijg | krijgen |
verkleinwoord | krijgje | krijgjes |
de krijg m
- (militair) een gewapende strijd tussen twee of meer bevolkingsgroepen
|
vervoeging van |
---|
krijgen |
krijg
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krijgen
- Ik krijg.
- gebiedende wijs van krijgen
- Krijg!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van krijgen
- Krijg je?
- ▸ Ik had geen trail name want die verzin je niet zelf, die krijg je op de trail van een mede-hiker.[2]
- Het woord krijg staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "krijg" herkend door:
99 % | van de Nederlanders; |
98 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "krijg" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Tim Voors“Alleen, De Pacific Crest Trail te voet van Mexico naar Canada”, eBook: Mat-Zet bv, Soest (2018), Fontaine Uitgevers
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be