• krijgs·heer
enkelvoud meervoud
naamwoord krijgsheer krijgsheren
verkleinwoord krijgsheertje krijgsheertjes

de krijgsheerm

  1. (militair) (politiek) aanvoerder die controle heeft over een beperkt gebied, meestal onafhankelijk van de centrale regering
99 % van de Nederlanders;
98 % van de Vlamingen.[2]