• krijgs·list
enkelvoud meervoud
naamwoord krijgslist krijgslisten
verkleinwoord

de krijgslistv / m

  1. een handeling die erop gericht is om door list en bedrog de vijand te misleiden, zoals het verspreiden van valse geruchten
    • De krant The Guardian toont zijn misprijzen voor de ontvoerders. Ze hebben zijn dood gebruikt als "een krijgslist om bekendheid in de media te krijgen, om aanhangers te werven en angst te verspreiden". [2] 
    • Mocht filmregisseur François Ruggieri gelijk hebben, dan is al die moeite overigens vergeefs. In zijn vorig jaar verschenen boek Jeanne d'Arc, le stratagème (Jeanne d'Arc, de krijgslist) legt hij uit dat de maagd van Orléans eigenlijk een jongen van hoge komaf was, een buitenechtelijke zoon van Lodewijk van Orléans, en dus een naaste verwant van de Franse koning.[3]  
  1. Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
  2. de Standaard 9 oktober 2004 lvv
  3. Volkskrant Ariejan Korteweg 9 januari 2012