knecht
- knecht
- Van Oudnederlands kneght. Te herleiden tot Proto-Germaans *knehta-, verdere herkomst onbekend. Verwant met Duits Knecht en Engels knight.[1] In de betekenis van ‘bediende’ voor het eerst aangetroffen in 1240 [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | knecht | knechten knechts |
verkleinwoord | knechtje | knechtjes |
de knecht m
- (beroep) iemand die in dienst is van iemand anders
- (wielrennen) wielrenner van een wielerploeg die de kopman helpt om te winnen
|
1. iemand die in dienst is van met name een boer
vervoeging van |
---|
knechten |
knecht
- Het woord knecht staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "knecht" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ knecht op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "knecht" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be