• li·vrei·knecht
enkelvoud meervoud
naamwoord livreiknecht livreiknechten
verkleinwoord livreiknechtje livreiknechtjes

de livreiknechtm

  1. huisbediende die een uniform draagt
     Prokofi, de livreiknecht die zo sterk was dat hij de achterkant van een rijtuig kon optillen, zat sloffen te vlechten van repen stof.[2]