livreiknecht
- li·vrei·knecht
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | livreiknecht | livreiknechten |
verkleinwoord | livreiknechtje | livreiknechtjes |
de livreiknecht m
- huisbediende die een uniform draagt
- ▸ Prokofi, de livreiknecht die zo sterk was dat hij de achterkant van een rijtuig kon optillen, zat sloffen te vlechten van repen stof.[2]
- Het woord 'livreiknecht' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ Woordenboek der Nederlandsche taal (1864-2001).
- ↑ “Oorlog en Vrede” (1869), van Oorschot, ISBN 978902825115 1