enkelvoud meervoud
servant servants

servant

  1. (beroep) bediende [1,2], dienaar, huisbediende
  2. hulpmiddel, hulpinstrument


servant

  1. tegenwoordig deelwoord (participe présent) van servir


vervoeging van
sĕrvāre

sĕrvănt

  1. actief indicatief praesens, derde persoon meervoud van sĕrvāre