• la·kei
  • Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘huisbediende in livrei’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1524 [1]
enkelvoud meervoud
naamwoord lakei lakeien
verkleinwoord lakeitje lakeitjes

de lakeim

  1. (beroep) Een lakei of dienaar is een bediende werkend aan een koninklijk hof.
    • In gewone huishoudens staat de lakei vaak bekend onder de Engelse naam butler. 
98 % van de Nederlanders;
95 % van de Vlamingen.[2]