Nederlands

Uitspraak
Woordafbreking
  • lijf·knecht
Woordherkomst en -opbouw
enkelvoud meervoud
naamwoord lijfknecht lijfknechten
lijfknechts
verkleinwoord

Zelfstandig naamwoord

de lijfknechtm

  1. bediende, die onder meer zorgt voor de kleding van één persoon bij wie hij in dienst is en waarmee hij nauw is verbonden
    • In beide Veluwse plaatsen wordt Van Kinsbergens verjaardag uitgebreid door de burgerij gevierd, met onder meer heuse defilés. Op 22 mei 1819 overlijdt de zeeheld, 84 jaar oud. Hij laat een vermogen van 1,4 miljoen gulden achter, dat hij via zijn testament zorgvuldig laat verdelen. Ook daarbij heeft hij oog voor de kleine man: een groot deel gaat naar liefdadigheidsinstellingen. Lijfknecht Koenraad erft de kleding. [3] 
    • De butler stond terecht omdat hij bezittingen van Diana zou hebben gestolen. Na een persoonlijke interventie van Elizabeth kwam aan dat proces spectaculair een einde. De vorstin had zich plotseling herinnerd dat Burrell haar drie jaar eerder wel degelijk had verteld dat hij brieven en sieraden van Di in bewaring had genomen. Elizabeths timing was opmerkelijk: op de dag dat Burrell zelf zijn getuigenis zou beginnen over zijn jaren bij de disfunctionele royals, eerst als lijfknecht van de koningin, daarna als butler van Charles en Di, en ten slotte bij Diana alleen. Kon het zijn dat de koningin had ingegrepen om nieuwe sleaze uit de koninklijke privélevens voor te zijn, vragen politiek, justitie en pers zich af. [4] 
    • Op een gewone dag verkoopt Le Monde, zo'n 7.500 exemplaren op de Britse eilanden. Niet afgelopen maandag, toen de Franse krant berichtte over het jongste schandaal bij de royals: de beschuldiging van een ex-lakei dat hij kroonprins Charles bij "een incident van seksuele aard" in zijn slaapkamer aantrof met `lijfknecht' Michael Fawcett. [5] 
Synoniemen

Gangbaarheid

91 % van de Nederlanders;
91 % van de Vlamingen.[6]


Verwijzingen