• mees·ter·knecht
enkelvoud meervoud
naamwoord meesterknecht meesterknechten
meesterknechts
verkleinwoord - -

de meesterknechtm

  1. (beroep) eerste knecht, onderbaas
  2. (wielrennen) of superknecht, de voornaamste knecht van een kopman
     Wout Poels, meesterknecht voor Team Ineos, grapt dat hij maar beter zijn gravelbike kan meenemen. ‘We moeten er maar mee dealen. Dit is het parcours.’[2]