kasteel
- kas·teel
- Leenwoord uit het Frans, in de betekenis van ‘burcht’ voor het eerst aangetroffen in het jaar 1220 [1] [2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kasteel | kastelen |
verkleinwoord | kasteeltje | kasteeltjes |
het kasteel o
- (bouwkunde) middeleeuwse versterkte woning
- Kasteel Hoensbroek is een van de mooiste en grootste kastelen van Nederland. Het oudste deel van het kasteel stamt uit 1250.
- ▸ Het is een verleidelijk beeld, als je langs talloze kerken en kastelen rijdt, door stadjes waar geen leven te bekennen is, laat staan enige moderne vorm van bedrijvigheid. Maar daarmee misken je de dynamiek die je even goed langs de Nationale 7 aantreft.[3]
- ▸ Weliswaar was het Afrikaanse geld de absolute voorwaarde voor baron Von Freital geweest, tot aan de bruiloftsdag van zijn dochter beschouwde hij zichzelf als haar eigenaar, met dezelfde vanzelfsprekendheid waarmee hij zeilboten en kastelen bezat.[4]
Het kasteel van Laken.
1. een middeleeuwse versterkte woning
het kasteel van Laken
|
- Het woord kasteel staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "kasteel" herkend door:
100 % | van de Nederlanders; |
100 % | van de Vlamingen.[5] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ kasteel op website: Etymologiebank.nl
- ↑ "kasteel" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ Weblink bron Peter Giesen“Route Nationale 7, leuker dan de Route du Soleil” (30 juli 2014), de Volkskrant
- ↑ Jan Guillou (vert. Bart Kraamer)“Kop in het zand” (2015), Uitgeverij Prometheus , ISBN 9789044628142
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be