kasteelpoort
Nederlands
Uitspraak
Woordafbreking
- kas·teel·poort
Woordherkomst en -opbouw
- samenstelling van kasteel en poort
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | kasteelpoort | kasteelpoorten |
verkleinwoord | kasteelpoortje | kasteelpoortjes |
Zelfstandig naamwoord
- De meestal versterkte ingang van een kasteel. Typisch met een valhek en een brug over de kasteelgracht.
Gangbaarheid
- Het woord 'kasteelpoort' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.