house
- house
- Leenwoord uit het Engels, in de betekenis van ‘stroming in de popmuziek’ voor het eerst aangetroffen in 1987 [1][2]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | house | - |
verkleinwoord | - | - |
de house m
- (muziek) housemuziek
- De house kwam op als nieuwe muzikale stroming.
vervoeging van |
---|
housen |
house
- eerste persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van housen
- Ik house.
- gebiedende wijs van housen
- House!
- (bij inversie) tweede persoon enkelvoud tegenwoordige tijd van housen
- House je?
- Het woord house staat in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Nederlandse Taalunie.
- In onderzoek uit 2013 van het Centrum voor Leesonderzoek werd "house" herkend door:
79 % | van de Nederlanders; |
64 % | van de Vlamingen.[3] |
- Zie Wikipedia voor meer informatie.
- ↑ "house" in: Sijs, Nicoline van der, Chronologisch woordenboek. De ouderdom en herkomst van onze woorden en betekenissen, 2e druk, Amsterdam / Antwerpen: Veen, 2002; op website dbnl.org; ISBN 90 204 2045 3
- ↑ house op website: Etymologiebank.nl
- ↑ Door archive.org gearchiveerde versie van 21 oktober 2019 “Word Prevalence Values” op ugent.be
- Afkomstig van het Middelengelse hus.
enkelvoud | meervoud |
---|---|
house | houses |
house
- (bouwkunde) huis
- «Their new house has three bathrooms.»
- Hun nieuw huis heeft drie badkamers.
- «Their new house has three bathrooms.»
- huisgezin
- familie
- coterie
- (muziek) house, housemuziek
- (huis) residence, home, homestead, habitation, dwelling, abode, domicile
- (huisgezin) household
- (herbergen) store
- on the house
op kosten van de barman
- to set up house
zelfstandig gaan wonen
- to keep house
het huishouden doen
vervoeging | |
---|---|
onbepaalde wijs | to house |
he/she/it | houses |
verleden tijd | housed |
voltooid deelwoord |
housed |
onvoltooid deelwoord |
housing |
gebiedende wijs | house |
house