housesitting
- house·sit·ting
- samenstelling van house en sitting [1]
enkelvoud | meervoud | |
---|---|---|
naamwoord | housesitting | housesittings |
verkleinwoord | - | - |
de housesitting m
- het oppassen op iemand anders woning ter voorkoming van inbraak of kraken
- Het woord 'housesitting' staat niet in de Woordenlijst Nederlandse Taal van de Taalunie.
- Zie Wikipedia voor meer informatie.